Pyts

Pyts

Ruim 21 jaar geleden werd ze in mijn bed aan het voeteneind geboren. Een beetje een aparte dame, zoals we zeiden: “Een beetje vreemd, maar wel lekker.” Ze ging nooit ver van huis; de tuin en het slopje achter in de straat waren haar grenzen. Ze was een pure introvert, ik denk zelfs gewoon autistisch. Ze had niet veel op met anderen die aandacht aan haar gaven. Als ze behoefte had aan aandacht, dan alleen op haar voorwaarden.

Weg van huis was altijd een drama. Gelukkig hoefde dat ook niet vaak, want de enige keren dat ze bij de dierenarts geweest is, waren voor de castratie, later voor een gezwelletje aan haar witte oor, en het afgelopen jaar vanwege ouderdomsmankementjes. Dit waren dan ook de momenten van enorm veel stress en paniek voor Pyts.

Ze is ook moeder, en haar zoon Sem maakt, met zijn 18 jaar, nog steeds het Groningse land op de Colonie onveilig. Jaren geleden besloot Pyts om op zichzelf te gaan wonen in de schuur en de tuin. Ik maakte voor haar lekker warme en koele plekjes, en zo stond ze bekend als de heks van de schuur. Alle katten en honden in haar leven hadden respect voor haar. In de zomer lag ze wel eens binnen op een stoel. Als je dan zei: “Hé Pytsie, ben je lekker binnen?” keek ze je aan met een blik van “Huh, kun jij mij zien?” En dan ging ze snel weer naar buiten. Maar als je deed alsof ze er niet was, bleef ze lekker liggen.

Een paar weken geleden besloot ze ineens om heel veel binnen te zijn. Dat was voor mij het teken dat het einde van haar reis begonnen was. Ze wilde niet meer eten, maar als je zo oud bent, mag je best junkfood krijgen, vond ik, dus kocht ik lekkere vieze blikjes (natuurlijk wel enigszins verantwoord). Maar uiteindelijk wilde ze die ook niet meer. En toen begon ik te denken, “En nu?”

Over het algemeen wordt er dan gedacht aan laten inslapen. Ik dacht dat dus ook, maar toen ging ik eens goed kijken naar wat er nu echt gebeurde. Laat ze zien dat ze pijn heeft? Nee. Ze zoekt de hele dag door naar lekkere plekjes om te liggen en gaat af en toe nog naar de tuin om in het zonnetje te liggen. De enige reden om haar in te laten slapen, zou mijn moeite zijn om het aan te zien. Het stervensproces vinden wij mensen moeilijk om te zien. Dus besloot ik: nee, niet in laten slapen zolang ik geen lijden zie.

En toen gebeurde er iets moois. In haar laatste dagen, waarin ze steeds fragieler werd, kwamen de andere katten steeds bij haar. Even een neusje in haar vacht, even tegen haar aanliggen. Ook de honden kwamen af en toe bij haar staan om heel zachtjes haar vacht aan te raken. Het was moeilijk, maar ook mooi en heel natuurlijk. Sterven hoort bij het leven, en een lichaam weet hoe het op een natuurlijke manier moet sterven. Ik ben blij dat ik haar het sterven op haar eigen tijd heb gegeven, met de mogelijkheid voor de hele groep hier om afscheid van haar te nemen. Geen stress van vreemde handen of een spuit, maar samen wachten op het loslaten van het leven, omringd door alles en iedereen die vertrouwd is.

Dag lieve, gekke ietsepietsie.